We zijn allemaal liefhebbers van motoren, maar zeker van de Vincents in alle vormen – van de TT-winnaars uit de twintiger jaren (Howard R Davies en Freddie Frith op de 500 en 350 HRD’s) van de vorige eeuw tot de Franse (Godet) en Australische (Irving) supermotoren 100 jaar later.
De meeste leden hebben één of meerdere Vincents. Van die prachtige motoren staan sommige te blinken of zijn verstopt in vettige doeken en stoffige dozen. Andere worden heel af en toe opgestart voor het rondje om de kerk of gaan soms een busje in op weg naar een rally ergens in Europa. Er zijn er ook die veel bereisd worden en vaak ook nog met ‘moderne’ snelheden. En een zeldzame verschijning in onze landen is een Vincent op het circuit.
Vroeger werd wel eens gezegd: doordeweeks werken om onderdelen te kunnen kopen, zaterdags sleutelen en poetsen, zondags rijden. Het sleutelen wordt nog steeds volop gedaan, de resultaten zijn nog steeds wisselend. Echter, als je iets niet weet of kunt, is er altijd wel iemand die wil helpen.
Maar één ding kunnen we allemaal heel erg goed: en dat is praten over alles wat met ons merk te maken heeft.
Er was zelfs ooit een Nederlandse dichter – Jan Hanlo – die poëzie schreef over zijn geliefde Vincent!

